Onderwerp 3
1. Mijn zusjes spelen met poppen
- Persoonsvorm / Gezegde: spelen
- WIE/WAT spelen?
- Onderwerp: mijn zusjes
2. De meester heeft een zin op het bord geschreven
- Persoonsvorm / Gezegde: heeft geschreven
- WIE/WAT heeft geschreven?
- Onderwerp: de meester
3. Zij heeft haar eten laten staan
- Persoonsvorm / Gezegde: heeft laten staan
- WIE/WAT heeft laten staan?
- Onderwerp: zij
4. Hij wordt al heel lang gepest
- Persoonsvorm / Gezegde: wordt gepest
- WIE/WAT wordt gepest?
- Onderwerp: hij