les 3c: bijvoeglijk naamwoord
Vaak staat het bijvoeglijk naamwoord VOOR het zelfstandig naamwoord:
een oud huis
een lang touw
een bittere drank
een gladde huid
een oud huis
een lang touw
een bittere drank
een gladde huid
Maar het bijvoeglijk naamwoord kan ook ACHTER het zelfstandig naamwoord staan:
Het huis is oud
Het touw is lang De drank is bitter De huid is glad |
→ Het huis = groot
→ Het touw = lang → De drank = bitter → De huid = glad |
Jochem is groot
De meloenen zijn zoet De knal was hard Sara is lief |
→ grote Jochem
→ zoete meloenen → harde knal → lieve Sara |
Maar PAS OP!
- In de zin "Dat meisje loopt hard" is hard geen bijvoeglijk naamwoord
- In de zin "Gert zingt vals" is vals geen bijvoeglijk naamwoord